Wij zijn in december 2021 in samenwerking met TNO gestart met het continu meten van stofneerslag (stofdepositie) op verschillende plekken in de omgeving.
Iedere twee weken laten wij monsters nemen. Dat doen we op dezelfde manier als het RIVM. Dat wil zeggen dat wij net als RIVM ook gebruik maken van de Sombak - een lege bak waarin je depositie opvangt zodat je zeker weet dat het stof nieuw is - alleen doen wij dit veel vaker.
Om zoveel mogelijk parameters te hebben, vervangen we de Sombak iedere twee weken, gedurende het hele jaar. Het RIVM vervangt de bak om de 17 of 18 dagen en ze hebben twee keer in het najaar gemeten, en een keer in het voorjaar.
Ons lab heeft een analyse methode ontwikkeld waardoor we kunnen zien wat er in de monsters zit en stof kunnen herkennen als het afkomstig is van ons terrein.
Om de mogelijke bronnen van het stof dat in de woonomgeving wordt aangetroffen te duiden, gebruiken we een geavanceerde techniek (elektronenmicroscopie in combinatie met een analysetechniek).
Vooralsnog zijn we de enigen die dit kunnen, simpelweg omdat wij een database hebben die is gevuld met stofanalyses van de verschillende individuele bronnen op ons terrein. Dat maakt het natuurlijk ook een stuk makkelijker om de verschillende soorten stofdeeltjes te vergelijken.
De verschillende stofdeeltjes in het opgenomen microscopiebeeld, krijgen allemaal een kleur afhankelijk van hun bron. Het plaatje hieronder illustreert dat. In dit stofmonster zit een groot aandeel herkenbare stof afkomstig van het Tata Steel terrein. We kunnen ook meten hoeveel van elke stofbron er in een monster zit en daar kunnen we weer een percentage aan hangen.
Deze meettechniek hebben we inmiddels toegepast op ongeveer 440 stofklachtenmonsters vanaf 2019 tot heden en op ruim 736 monsters van woonwijklocaties van reguliere stofdepositiemonitoring.

Op deze manier krijgen wij een steeds beter beeld van de neerslag van verschillende stofbronnen. Voor de stofklachtenmonsters kijken we naar de relatieve bijdragen (percentages en verhoudingen) van verschillende bronnen aan stofoverlast wanneer dit gemeld is bij ons.
We meten ook hoeveel massa stof er neerdaalt over een bepaalde tijdsperiode in absolute zin waardoor we objectief kunnen kijken naar hoe depositie verandert per locatie.

Deze grafiek laat zien hoeveel stof er elke twee weken gemiddeld neerdaalde in Wijk aan Zee, gemeten op drie locaties, van eind 2021 tot eind 2024.
De kolommen geven per twee weken weer hoeveel stof in de bakken is opgevangen, en uit welke bron het komt:
• Rood/zwart: voornamelijk van ons terrein
• Oranje: gemengde bronnen
• Geel: bodem/zand
• Groen: zout
• Beige: andere omgevingsbronnen
Het RIVM voerde drie meetcampagnes uit in het voorjaar en najaar van 2022, en in het najaar van 2024 (DFG, HKJ en LMP). Elke van die meetcampagnes duurde 50 tot 52 dagen. Zij meten elementen zoals ijzer, mangaan, chroom en vanadium, maar niet de totale hoeveelheid stof of de bronnen daarvan.
Onze metingen laten zien dat er in het najaar van 2022 (HKJ) meer stof van ons terrein neerdaalde dan in het voorjaar (DFG), wat aansluit bij de RIVM-resultaten. Alleen tijdens het stormachtige voorjaar van 2022 werd tijdelijk meer stof gemeten. In het najaar van 2024 (LMP) lag de hoeveelheid stof van ons terrein tussen de eerdere twee metingen in.
We zien dat het weer een grote invloed heeft op de hoeveelheid stof—meer wind of storm betekent vaak meer stofneerslag. Door drie jaar lang te meten, wordt duidelijk dat de stofdepositie sterk varieert. Daarom blijven we continu monitoren, zodat we beter kunnen zien of onze maatregelen tegen uitstoot structureel effect hebben.
Uit analyses van stofklachtenmonsters van Wijk aan Zee blijkt dat het aandeel slakstof in de omgeving structureel is afgenomen, van 50% in de eerste helft van 2019 tot onder 30% gemiddeld per kwartaal daarna.
De schommelingen komen grotendeels door de wisseling in seizoenen: er zit meer opgewaaid natuurlijk bodemmateriaal in stofklachtenmonsters in de warmere maanden (Q2 en Q3) dan in de koudere maanden (Q1 en Q4).


We blijven de analyses van stofmonsters ontwikkelen en verdere inzichten uithalen—van stofklachten, referentiematerialen van verschillende processen en punten op de Tata Steel terrein, en de Roadmap Plus reguliere depositiemonitoring.
Ook met terugwerkende kracht kunnen we steeds meer nuttige informatie uit de al genomen en gemeten monsters halen, om bijvoorbeeld de bronnen beter te kunnen onderscheiden en dus nog gerichtere maatregelen nemen om overlast te terug te dringen.
Wij willen de stofneerslag in Wijk aan Zee die afkomstig van bronnen van ons terrein verminderen met ongeveer 65%. Hiervoor hebben we onder andere een groot windscherm rondom de opslagen neergezet.